Forget business as usual

In de tijd dat we nog naar het kantoor mochten, kwam ik ooit eens met de deur binnenvallen bij een “wistjedatje” van een collega: wistjedat er bedrijven in Hongkong zijn die bedrijfsplannen maken voor een tijd van 100 jaar? Deze opmerking kwam direct weer bovendrijven toen ik onlangs een artikel las over de circulaire businesscase. Wordt het niet eens tijd dat we een einde maken aan het korte termijn denken? 

De eerste zin “in de tijd dat” verklapt dat deze blog is geschreven in het corona-thuiswerk-tijdperk. Een vervelende tijd, maar ook een tijd voor reflectie. En reflectie leidt tot wat anders, namelijk tot nadenken over hoe het nu gaat wel de beste manier is. Natuurlijk denken we daar vaker aan, zo staat milieuproblematiek staat al decennia hoog op de agenda. Maar tot voor kort bleef het daar ook wat bij: de weg naar de hemel is geplaveid met goede bedoelingen, luidt het gezegde ook wel. 

Wat is er nu anders? Velen zien de corona-crisis, naast crisis, ook als kans. De vraag is nu: vallen we als de pandemie voorbij is zo snel als het kan weer terug in de “oude” economie? Vol verstopte wegen, stikstofproblematiek, materialentekort en een volgepakte milieurampentrein die nooit meer te stoppen is? Of kiezen voor een “nieuwe” duurzamere economie, die balans zoekt tussen mens en natuur. 

Het antwoord lijkt evident, maar als we iets leren in ons leven is dat niks evident is. Natuurlijk willen we die balans, tenzij je leeft voor het snelle leven, het snelle geld, geen kinderen en/of hart hebt, maar ergens denk ik dat we wel met zekerheid kunnen zeggen dat we allemaal wel beter willen. De vraag is echter: hoe dan!? 

“Every time you spend money, you’re casting a vote for the world you want”

Anna Lappé, auteur

De markt veranderen is leuk en aardig, maar iemand moet hierin de eerste stappen zetten. Wie pakt deze verantwoordelijkheid? De markt of de overheid? De overheid zou zeker een grote aanjager kunnen zijn, want de markt wil grote opdrachten voor langere tijd en de overheid biedt deze. Dus verduurzaming vanuit aanbesteden lijkt zeker geen losse flodder en zowel Nederland als de EU zien hier grote kansen. Toch lijkt het vanuit het perspectief van de inschrijver dat de inschrijver verantwoordelijk is voor deze verduurzaming. De vooruitgang die de overheid wil behalen, gooit ze vaak gewoon over de schutting naar de markt met de boodschap “deal er maar mee”.  

Een voorbeeld: elektrisch/ emissieloos vervoer. Veel gemeenten krijgen binnenkort of hebben al te maken met venstergebieden die steeds verder uitgebreid worden. Diesels, maar ook benzinemotoren mogen een stad niet meer binnen. Het effect is dat partijen die zich ergens bij zo’n venstergebied bevinden, in hun uitvraag de nadruk leggen op elektrisch rijden. Maar er is een maar: in de methodiek Prijs-Kwaliteit-Verhouding (PKV) wordt eigenlijk nauwelijks ruimte gegeven om dat elektrisch rijden te financieren. Het is moeilijk om hier in de plannen zo duidelijk onderscheidend te kunnen zijn, waardoor de beoordeling nog steeds voor een deel op de prijs aankomt. Zeker als het om zwaar vervoer gaat: de strijd om waterstof en elektrisch rijden is nog niet gestreden en bovendien zijn dergelijke zware vrachtauto’s dusdanig duur in afschaf dat de investering ergens vandaan moet komen. 

Waarom is het zo moeilijk om onderscheidend te zijn? Ten eerste: veel partijen durfen de prijs niet omhoog te gooien. Vaak speelt de prijs nog voor een grote deel mee, zeker als je bedenkt dat inschrijvers vaak gemiddeld scoren tussen de 7 en de 8. Onderscheiden is op dat punt moeilijk, zelfs als je een 9 of een 10 scoort, weegt dat vaak niet voldoende op tegen de prijsstijging. Kortom: je prijs omhooggooien betekent jezelf uit de markt prijzen. 

Ten tweede zijn er nog steeds partijen die loze beloftes doen “ja, wij gaan elektrisch rijden”. Om vervolgens op de nalatigheid van de aanbestedende partij te vertrouwen “ze gaan er toch niet met een notepad naast zitten”.

Wat wij zien is dat voornamelijk de kleinere partijen uit de markt worden geprijsd. De kleinere partij kan niet zomaar investeren in elektrisch vervoer en heeft meer moeite om aan de SROI-eis te voldoen – laat staan om onderscheidend te zijn. Terwijl dit vaak helemaal niet de partijen zijn die het op het vlak van milieu- en maatschappelijke bewustwording slechter doen dan de grote partijen: integendeel zelfs. Het omgevingsbewustzijn van deze partijen is vaak veel hoger, aangezien ze ook directer met hun omgeving verbonden zijn. Zo schreven we onlangs in met een ingenieursbureau die wist dat ze te hoog zaten met de prijs, maar ze konden nou eenmaal niet tegen de prijsvechters op die een veel lagere kwaliteit bieden: “wij moeten straks ook nog onze klanten uit deze omgeving halen, zij niet”. En zo helpt het verhuisbedrijf in de randgebieden van een stad actief mee met de wateroverlast die in het centrum plaatsvindt en vinden ze inventieve oplossingen om het pand klimaatneutraler te maken en de luchtkwaliteit te verbeteren. Al deze onderdelen zijn echter volgens de aanbestedende partij marginaal en worden daarmee matig beoordeeld. Zij hebben zelf immers te maken met de van-boven-opgelegde regels, waar zij aan moeten voldoen. En dus is elektrisch het speerpunt en vangen andere maatregelen bot. 

Als je als aanbestedende partij en inkoper écht de beste partij wil bereiken en tegelijkertijd wil verduurzamen, dan zal je wat moeten doen aan de Prijs-Kwaliteit-Verhouding en de prijsopgaaf. Want eisen bij de inschrijvers neerleggen en op die wijze verwachten dat het gezamenlijke probleem wordt opgelost, zou niet meer van deze tijd moeten zijn. Het klimaatprobleem, de veranderingen die we hiervoor moeten doorvoeren en de te nemen maatregelen vraagt om een gezamenlijke oplossing. 

“Forget business as usual” 

Econoom Ngozi Okonjo-Iweala, Directeur-generaal Wereldhandelsorganisatie

Deze oplossing begint wel bij het opstellen van de aanbesteding. Inkopers zouden er wel rekening mee moeten houden dat investeringen (zoals elektrisch rijden) en innovaties (bijvoorbeeld voor verduurzaming) geld kosten bij de inschrijvers. Een invulling hiervoor vinden we nog niet in de dienstensector, maar al wel bij de (circulaire) bouw. 

Onlangs publiceerde Pianoo een whitepaper van Copper8 over circulair bouwen. Het whitepaper begint al met de stelling dat aannemers wel willen, maar dat er vanuit inkoop weinig ruimte is om ook daadwerkelijk circulair te bouwen. In tegenstelling tot het ‘traditionele bouwen’ vergt circulair bouwen een andere investeringscyclus – de kosten zijn aanvankelijk hoger, maar overall lager. Hier hebben we te maken met belangen van verschillende partijen; investeerders, de grondbezitter, gemeentes, provincies etc. Hogere startkosten klinkt natuurlijk niet aanlokkelijk en de inschrijver met een circulair gebouw zal dan ook niet scoren. 

Inkopen zoals het momenteel is ingericht, gaat over de korte termijn. Zeker voor diensten, waar de loopduur van een contact met een beetje geluk rond de 5 jaar ligt, maar raar genoeg ook in de bouw. In de circulaire businesscase gaat moet er niet slechts naar de levensduur van een gebouw worden gekeken, maar naar de daadwerkelijke levensduur van een pand en de impact die het tijdens en na de bouw op de omgeving heeft. De functionele levensduur van een gebouw is namelijk vaak korter is dan de totale levensduur van een gebouw – en zeker dan de levensduur van een circulair gebouw. 

Om deze aanbieder wel te laten scoren, stellen ze een andere methode van prijsberekening voor: de circulaire businesscase. 

“In aanbestedingen en gronduitgiftes ontstaat steeds meer balans tussen prijs en kwaliteit. Bij vastgoedontwikkelingen blijft de haalbaarheid van een aanbieding een essentieel thema. Opdrachtgevers kunnen de keuze maken om het criterium ‘prijs’ niet uit te vragen op basis van de traditionele rekenmodellen, maar op basis van de circulaire businesscase. Door het meenemen van het lange termijnperspectief en de ecologische kosten en baten ontstaat daarmee een andere prikkel naar inschrijvende partijen” (p.22)

Het plaatje dat hierbij ontstaat ziet er als volgt uit:

“Where is the knowledge we have lost in information?” 

T.S. Eliot

Dat circulair aanbesteden moeilijk blijkt, zowel in de bouw als in de dienstensector blijkt uit de cijfers. In 2019 was 0.2% van de aanbestedingen circulair (Gaaikema 2020) en in 2020, ongeveer een jaar geleden, werd door de EU  dat er nog te weinig gebruik wordt gemaakt van duurzaam aanbesteden. Voor meer informatie lees hier en hier verder.  

Alhoewel de economie en ook het aanbesteden niet moeten vervallen tot een serie regels en formules, gebeurt dit wel. En dit lijkt ook niet snel te veranderen. Methodieken om anders te gaan aanbesteden lijken of alleen geschikt voor bepaalde sectoren of zitten nog niet in het systeem. Daar komt bij dat een andere manier van inkopen gewoon meer werk is dan ‘business as usual’. 

Maar goed, verandering is noodzaak met genoeg draagvlak. En de noodzaak lijkt er zeker te zijn. En dit zit niet alleen in lange termijn denken, zoals de wereld voor de komende generaties leefbaar houden, maar ook de stikstofcrisis en de wereldwijde prijsstijging van de bouwmaterialen vragen om een oplossing. De oplossing hiervoor: circulariteit en circulair bouwen.
Zoals het lijkt is er een nobele taak voor de inkopers, om de markt vrij spel te geven in circulair bouwen en innoveren. In ons denken moet de ecologische crisis het uitgangspunt worden en niet slechts bijzaak. Een andere manier van denken en het toevoegen van zowel een circulaire als sociale businesscase, naast de standaard financiële zou al een hoop ruimte bieden om de markt van de toekomst verder te ontwikkelen. Hiervoor is nog wel invloed uit de politiek nodig, want net zoals dat de inschrijvers het niet alleen doen, doet ook de inkoper dat niet. “Economische formules zijn mooi, maar om daadwerkelijk wat gedaan te krijgen in de politiek heb je een aantrekkelijk verhaal nodig” (Mariana Mazzucato).

Copyright © Tenderbirds